Eieren Je kunt alle soorten eieren koken. Hele eieren zet je op met koud water. Als de temperatuur te sterk wisselt, kunnen de eierschalen barsten. Je kunt azijn en zout aan het kookwater toevoegen om het uitlopen van eiwit tegen te gaan. De kooktijd is afhankelijk van de gewenste gaarheid, de grootte van het ei en het soort ei. Na het koken laat je de eieren 'schrikken' in koud water. De schaal laat dan los van het eiwit waardoor je het ei beter kunt pellen. Rijst Rijst kun je koken in verschillende vloeistoffen. Bijvoorbeeld in water voor het bereiden van witte rijst, in melk voor de bereiding van rijstpudding en in bouillon voor pilav of risotto. Je moet de rijst voor het koken goed wassen om het losse zetmeel te verwijderen. De verhouding rijst tot vocht is afhankelijk van de rijstsoort. Als er volgens receptuur suiker verwerkt wordt, dan voeg je de suiker op het einde van de bereiding toe. Als je de suiker aan het begin van de bereiding toevoegt, vormt zich om de rijstkorrel een stroopje. De rijst kan dan geen vocht meer opnemen en wordt dus niet gaar. Meelspijzen Meelspijzen kook je in ruim water met zout en een scheutje olie. De olie voorkomt dat de meelspijzen aan elkaar plakken. De meelspijs kook je ''beetgaar' en daarna giet je het water af. Na het afgieten breng je de meelspijs op smaak. Gekookte meelspijzen kun je direct serveren.
|
|
Groenten Groene groenten moet je ą la minute verwerken om te voorkomen dat ze verkleuren. Bij het koken van bladgroenten gebruik je zeer weinig of 'aanhangend water'. De bladgroenten serveer je na het koken direct omdat ze snel hun structuur verliezen en papperig worden. Witte groenten, die bruin kunnen verkleuren zoals tuinbonen, knolselderij en champignons, kun je in vocht met een klein beetje citroensap koken. Dit zorgt ervoor dat de groenten niet bruin verkleuren.
Gekookte groenten, die niet direct worden verwerkt in een gerecht, moet je in het kookvocht af laten koelen. Door de groenten in het kookvocht af te laten koelen, voorkom je dat ze uitdrogen en verkleuren. Maar je moet wel rekening houden met het doorgaren! Deze werkwijze pas je toe bij stevige of harde groenten die niet snel uit elkaar kunnen vallen, zoals worteltjes, asperges en venkel.
|
|